PEC in Time met 'Dolle Dries'

PEC in Time met 'Dolle Dries'

Wie Dries Jans zegt, zegt de vader van. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voetbalminnend Nederland direct de link legt met de huidige trainer van PEC Zwolle. De beelden van de huldiging op Tweede Paasdag 2014, met een emotionele vader Jans, die in het Weezenlandenpark de beker optilt, staan voor eeuwig op menig Zwols netvlies. In deze editie van het maandelijkse item PEC in Time een gesprek met de voormalig linksbuiten van PEC Zwolle. Uiteraard over die bekerstunt, maar voornamelijk over zijn eigen voetballoopbaan.

Het is niet meer dan logisch dat ‘Dolle Dries’ zoals zijn bijnaam luidt, uren kan verhalen over 20 april 2014. ,,Maar ik heb meer mooie dingen meegemaakt bij Pee Eee Cee”, begint Jans. ,,Vlak na de oorlog kwam ik naar Zwolle toe. Ik ben met mijn zuster gaan kijken bij het voetbal hier. Toen ik langs de lijn stond dacht ik bij mezelf ‘als dit het eerste elftal is, dan sta ik binnen een half jaar in de basis’. Vergeleken met het westen was het voetbal hier van minder niveau. In Den Haag, waar ik vandaan kwam, speelde ik op mijn twaalfde al in een eerste elftal. Vanwege de oorlog, hadden ze een tekort aan spelers. Ze hadden mij zien spelen in een jeugdelftal en zeiden toen dat ik maar met hen mee moest doen. In mijn eerste wedstrijd scoorde ik twee keer. Ik kroop tussen de benen van de tegenstanders door, geweldig. Die dingen vergeet je niet." In Zwolle kreeg Jans inderdaad de basisplaats waar hij op had gerekend. ,,Met drie maanden stond ik al in de basis. Als jongen uit Den Haag, beter kon ik natuurlijk niet ontvangen worden. Ik woonde bij mijn zus, die hier getrouwd was. Mijn zwager was chef monteur en ik had een diploma van de ambachtsschool, maar daar kon ik mijn brood niet mee verdienen, dus werd ik opgeleid tot schrijfmachinemonteur. In de weekenden voetbalde ik dan in het eerste van PEC Zwolle. Ik was een snelle linksbuiten, maar lang niet zo lenig als Ron in zijn jonge jaren. Die kon ook alles: handbal, volleybal eigenlijk iedere balsport. Hij werd ook overal voor gevraagd. Nee, ik moest het echt hebben van mijn snelheid en mijn dribbels. Ze noemden me in het veld altijd Dolle Dries, omdat ik veel aan het mopperen was op de scheidsrechter, maar ik had wel vaak gelijk hoor. En Dolle Dries, zo noemen ze me nog steeds. Na de gewonnen bekerfinale zei Ron het nog door de microfoon. Prachtig!"

Jans speelde twee periodes in Zwolle. De eerste termijn was kort, van vlak na de oorlog tot 1947. Daarna vertrok Jans op uitzending naar Nederlands-Indië. Ook hier werd veel gesport. ,,Ik weet nog dat we hardloopwedstrijden deden met de jongens. De meesten waren veel groter en breder dan dat ik was. Ik ging altijd iedereen voorbij op de eerste tien meter, maar na honderd meter lag ik achteraan. Dat was aan mij niet besteed. Na drie jaar en drie maanden kwam ik terug en moest ik weer helemaal overnieuw beginnen met voetballen, maar ik kwam zo weer in het eerste elftal. Na het kampioenschap in de Tweede Klasse in het seizoen 1954-1955, stroomden we het betaalde voetbal in. En daar was een hele dikke boterham in te verdienen”, begint Jans te lachen. “Nee hoor, wat mijn zoon in één wedstrijd verdient, verdiende ik in een jaar. Maar toch, mijn eerste
radiocombinatie en later ook mijn eerste televisie, heb ik er wel mee kunnen aanschaffen. En de kinderen hebben het beter gehad.”

 

Mooie herinneringen heeft Jans aan de stadsderby’s tussen Zwolsche Boys en ZAC. ,,Dat waren wedstrijden joh! Dan hadden we wel zesduizend toeschouwers op De Vrolijkheid. Wat je dan te horen kreeg van die supporters van Zwolsche Boys... Ze stonden met de klompen aan de zijlijn. Die rivaliteit was net zoiets als nu Zwolle tegen Deventer, maar het was toen wel veel gezelliger. Ook bij andere uitwedstrijden mochten de vrouwen mee. Je kreeg wat consumpties en ‘s avonds gingen we dansen. We zijn overal wel geweest. In Hengelo, Enschede, Zwaagwesteinde, Leeuwarden, noem maar op. Sommigen konden niet meer praten van de drank en dan zat ik daar met mijn glaasje limonade. Ik was nog jong, dus ik dronk niet. Later pas een citroenbrandewijntje. Dat kan ook niet als sporter, drinken en roken, toen was dat alleen heel normaal. Zelfs bij de club stonden de glazen met sigaren op tafel. Om de twee jaar konden ze de boel wel weer witten. Ik heb nu het idee dat jongeren minder aan roken doen. Gelukkig maar."

Over zijn gezondheid kan Jans niet pochen, maar klagen is er niet bij. ,,Mijn benen willen niet meer wat ik wil, mijn ogen willen niet meer, de gezondheid is broos. Ondanks dat ben ik heel dankbaar wat ik allemaal heb meegemaakt, vooral de afgelopen jaren. Dat Ron hier kwam trainen was al prachtig, maar dat hij dit allemaal zou bereiken, dat had toch niemand verwacht? Die bekerfinale was heel bijzonder. Zelfs Ivo Niehe is nog op bezoek geweest. Die hebben hier en bij Ron thuis van alles gefilmd. Dat vergeet je niet. Ik kan er met plezier op terugkijken. Niet alleen op de bekerfinale trouwens, want ze hebben veel meer goede wedstrijden gespeeld. Het mooiste van alles vind ik eigenlijk nog dat Ron op de training vaak naar de kant loopt en bij een groepje mannen even een praatje komt maken. Dat doet niet iedere trainer. Hij is heel toegankelijk."

Jans wijst naar een groot beeldscherm in de kamer. ,,Daar kijk ik nu de wedstrijden op, dan kan ik het beter zien. Maar ik ga nu naar de koffie, want daar rekenen ze op me." Jans loopt met zijn rollator naar de deur, zet zijn PEC Zwolle-pet op en stapt op de gang in zijn scootmobiel. ,,Kijk”, wijst hij naar de muur. ,,Daar hangt mijn kaartje van de bekerfinale en daarnaast een schilderij met een teamfoto uit de jaren veertig. Die rechtste knaap, dat ben ik.”  Dan draait Jans het sleuteltje om en zoeft naar de lift. Wat blijkt, net als in zijn jonge jaren als voetballer van Pee Eee Cee, is Jans ook op zijn oude dag nog altijd de snelste op de eerste tien meter.